Subsidiebeleid

Wij willen de creativiteit en het zelforganiserend vermogen van de inwoners en ondernemers in onze gemeente stimuleren. Dat doen wij bijvoorbeeld met door het geven van subsidies. In deze nota subsidiebeleid leggen we vast hoe we dat (willen) doen. Deze nota vormt de basis voor al het subsidiebeleid dat we de komende jaren vastleggen.

Dit subsidiebeleid is in elk geval van toepassing op de volgende subsidieregelingen:

1. Inleiding

1.1 Aanleiding 

De creativiteit en het zelforganiserend vermogen van de samenleving wordt steeds belangrijker. Het is de taak van de overheid om daar ruimte aan te geven. Eén manier voor de gemeente om de samenleving te dienen is door het verstrekken van subsidies. Het nieuwe subsidiekader moet recht doen aan die nieuwe verhoudingen tussen overheid en samenleving. Dat betekent ook dat kritisch gekeken wordt naar bestaande subsidies. Deze worden heroverwogen en er moet meer ruimte komen voor nieuwe initiatieven. De gemeente moet een partner zijn die initiatieven stimuleert en initiatieven verbindt. Daarbij worden bestaande organisaties en activiteiten gezien als belangrijke verbindende elementen in onze samenleving en een groeibodem voor nieuwe initiatieven. 

1.2 Samen Doen 

Het voorgaande subsidiebeleid van de gemeente Reusel-De Mierden stamt uit 2011 en is getiteld ‘Nota Subsidiebeleid, Doelgericht, transparant en meetbaar gemeente Reusel-De Mierden 2011’. De manier waarop overheid en inwoners zich tot elkaar verhouden is sinds het vaststellen van dit subsidiebeleid veranderd. De verantwoordelijkheid en de zeggenschap komt steeds meer bij inwoners te liggen. De zoektocht naar een succesvol partnerschap tussen gemeente en inwoners binnen het subsidiekader is een onderdeel van het proces ‘Samen Doen’. Dit proces houdt een omslag in van de huidige werkwijze naar overheidsparticipatie. Het gaat om de manier waarop wij omgaan met inwoners en hun initiatieven. Op grond van partnerschap binnen de keten willen we samenwerken: met een open houding, op basis van vertrouwen, door het delen van kennis, door de dialoog te voeren, op een transparante en een heldere manier. Wij willen een partner zijn die initiatieven stimuleert, wellicht zelfs uitlokt, ruimte geeft, het mogelijk maakt en initiatieven verbindt. We moeten aansluiten bij de leefwereld van inwoners en samen met hun deze leefwereld vormgeven. Het subsidiekader dat u nu voorligt wordt gezien als één van de stappen die wij zetten in de zoektocht naar een succesvol partnerschap. 

1.3 Doel van deze nota 

Doel van deze nota is om de basis voor nieuw subsidiebeleid voor de komende jaren vast te leggen. Het subsidiebeleid moet aansluiten op de veranderende samenleving. De nadruk ligt op het op gang brengen van nieuwe initiatieven. Het subsidiebeleid zien wij als een van de instrumenten die wij hebben om deze initiatieven te stimuleren. In het subsidiebeleid wordt meer ruimte gecreëerd voor initiatieven die een bijdrage leveren aan de maatschappelijke effecten die de gemeenschap nastreeft. Deze effecten zijn opgesteld binnen het beleidsplan ‘Samen Doen’. Subsidieverlening is één van de middelen om deze maatschappelijke effecten te behalen. 

1.4 Leeswijzer 

Hoofdstuk 2 beschrijft het proces wat tot het nieuwe beleidskader heeft geleid. Hoofdstuk 3, de algemene beleidskaders, beschrijft het doel van deze nota, de maatschappelijke effecten en de belangrijkste uitgangspunten. Hoofdstuk 4 beschrijft drie verschillende subsidievormen: de jaarlijkse subsidie voor professionele organisaties, de jaarlijkse subsidie voor vrijwilligersorganisaties en de incidentele aanjaagsubsidies. Hoofdstuk 5 gaat in op de Algemene subsidieverordening (ASV) en het laatste hoofdstuk gaat in op de financiële consequenties.

2. Proces

2.1 Kadernota subsidiebeleid en vertaling van de toekomstvisie 

De kadernota subsidiebeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2014. De nieuwe kaders (geformuleerd in de kadernota subsidiebeleid) geven de leidraad om de bestaande knelpunten aan te pakken en het subsidiebeleid opnieuw in te richten. In 2015 is samen met inwoners en de dorpsraden binnen het proces ‘Samen Doen’ gekeken naar wat er goed gaat en wat er in de toekomst nog beter kan in de toekomst in onze gemeente. De ideeën die de inwoners hebben geopperd zijn samen met de wettelijke verplichtingen van de gemeente vertaald in maatschappelijke effecten. Deze effecten vormen een concrete vertaling van de toekomstvisie en zijn de basis waarop de gemeente in de komende jaren subsidie gaat verstrekken. 

2.2 Participatie 

Tijdens de bijeenkomst van september 2015 is een open discussie gevoerd met organisaties die nu subsidie ontvangen en potentiële subsidieontvangers over hoe de uitgangpunten uit de kadernota het best zijn uit te werken. Uit het maatschappelijk middenveld is een werkgroep subsidiebeleid naar voren gekomen die het nieuwe subsidiebeleid heeft voorbereid. Deze werkgroep bestond uit zeven personen uit verschillende kernen en met diverse achtergronden. Samen met de betrokken ambtenaren hebben zij het nieuwe systeem vorm gegeven. De commissie WZW, als officieel adviesorgaan van de gemeente, heeft advies gegeven over het beleid. 

2.3 Bezuinigingen 

De bezuinigingen in het kader van het Vernieuwen, Ombuigen en Bezuinigen (VOB) traject vormden, naast de geconstateerde veranderingen in de samenleving en de knelpunten binnen het bestaande beleid, ook een directe aanleiding voor het opstellen van nieuw beleid. Deze bezuinigingsopgave is dan ook verwerkt in de kadernota. Sinds de vaststelling van de kadernota is de gemeente Reusel-De Mierden geconfronteerd met de uitwerking en de effecten van de drie decentralisaties. Een aantal taken, welke voorheen onder het subsidiebeleid van de gemeente vielen, werden nu onderdeel van de transitie Jeugdhulp. De gemeente krijgt via de transitiegelden budget van het Rijk voor die taken. Consequentie hiervan was dat de financiële uitganspunten van de kadernota aangepast moesten worden. Hiertoe is in maart 2015 besloten om de bezuinigingstaakstelling op het subsidiebeleid vast te stellen op een bedrag van € 28.543. Bij de behandeling van de begroting voor 2016 heeft de gemeenteraad besloten de bezuinigingstaakstelling verder terug te zetten zodat deze op nul staat. Er is dus geen bezuinigingstaakstelling meer. Subsidie voor activiteiten in het voorliggend veld wordt als preventief en stimulerend middel ingezet om duurdere en zwaardere vormen van ondersteuning te voorkomen of te verminderen. Daarom is het belangrijk om hiervoor genoeg financiële ruimte te hebben. De vermindering van de taakstelling betekent daarom niet dat er geen verschuiving in de subsidiestaat plaatsvindt. Subsidie is één van de middelen die we hebben om slimme combinaties en sociale innovaties te bevorderen. Juist in de veranderende samenleving is het belangrijk om de kracht van de samenleving te benutten en te versterken. Door het voorliggend veld te versterken is minder inzet van professionele voorzieningen nodig.

3. Algemene beleidskaders

3.1 Doel 

Het algemene doel van het subsidiebeleid is om effecten te realiseren op maatschappelijke gebied. Meer dan voorheen wil de gemeente een duidelijke relatie leggen tussen de geformuleerde maatschappelijke effecten en de activiteiten van gesubsidieerde organisaties. Activiteiten die subsidie ontvangen moeten dan ook zichtbaar in relatie worden gebracht met de maatschappelijke effecten. Daarnaast is het doel van dit beleidskader om meer ruimte te creëren voor nieuwe initiatieven en kritisch te kijken naar bestaande subsidies. Voor de organisaties die met hun vaste activiteiten bijdragen aan de sociale samenhang in onze gemeente is het uitgangspunt dat zij naar financiële onafhankelijkheid groeien. Waar dat (nog) niet haalbaar is blijft jaarlijkse subsidie onder voorwaarden mogelijk. Tot slot is een belangrijk uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid en de zeggenschap steeds meer bij inwoners komt te liggen en dat er toegewerkt wordt naar overheidsparticipatie. De doelstelling van het subsidiebeleid van de gemeente Reusel-De Mierden is daarom als volgt geformuleerd: 

“Maatschappelijke organisaties, instellingen en individuen ‘aanvullend en ondersteunend’ op de eigen inzet in staat stellen om met hun activiteiten een bijdrage te leveren aan het realiseren van maatschappelijke effecten binnen de gemeente Reusel-De Mierden." 

3.2 Maatschappelijk effecten 

De gemeente wil met het nieuwe subsidiebeleid sturen op de te bereiken effecten. Deze maatschappelijke effecten zijn geformuleerd binnen het beleidsplan ‘Samen Doen’ en geven weer waar inwoners én de gemeente gezamenlijk naar streven. De maatschappelijke effecten zijn de meer concrete uitwerking van de 12 ambities uit de toekomstvisie. 

1. Wij (jongeren) ontwikkelen en benutten onze capaciteiten 
Als onze jongeren hun talenten optimaal ontwikkelen, kunnen ze uitgroeien tot zelfredzame burgers die een positieve bijdrage aan de samenleving leveren. Ouders/verzorgers, het gezin, de school en de buurt spelen hierbij een belangrijke rol. Een stimulerende omgeving geeft jongeren meer kansen zich te ontwikkelen, ook buiten de school, bijvoorbeeld via sport en cultuur. 

2. Wij (jongeren) groeien op in een positieve, stabiele en veilige omgeving 
(Onze) Jongeren groeien in een positieve gezinssituatie op tot zelfstandige burgers die actief deelnemen aan de samenleving en sociaal en economisch zelfredzaam zijn. Jongeren zitten lekker in hun vel, zowel lichamelijk als psychisch. Problemen van jongeren of hulpvragen van ouders bij de opvoeding, op welk gebied dan ook, worden door de inzet van preventie voorkomen, of tijdig onderkent en er is voldoende ondersteuning voor handen. De omgeving van de jongeren, zoals gezin, school, buurt, verenigingen en dergelijke, speelt een belangrijke rol in de ondersteuning. Indien nodig wordt professionele ondersteuning ingezet. 

3. Wij zijn op weg naar een gezonde toekomst 
Wij willen allemaal graag gezond zijn en blijven. Gezondheid is niet alleen lichamelijk maar ook psychisch. We weten wat een gezonde leefstijl is en wat we daarvoor moeten doen, zoals letten op onze voeding, alcoholgebruik en bewegen. Daarnaast hebben werk of andere sociale activiteiten een positieve invloed op ons welbevinden. 

4. Wij zijn sociaal actief en maken deel uit van een sociaal netwerk 
Wij hebben sociale contacten en ontmoeten elkaar. Doordat we elkaar kennen, zijn we bereid wat voor elkaar te betekenen, ook buiten de eigen kring. We kunnen veel bereiken door samen te werken en onze netwerken te benutten. 

5. Wij ondersteunen elkaar en er is waardering voor vrijwilligers en mantelzorgers 
We ondersteunen elkaar en we hebben oog voor elkaar. We spreken onze waardering uit voor het werk van mantelzorgers en vrijwilligers. De hulp aan inwoners organiseren we dichtbij. Samen zorgen we dat kwetsbare en minder weerbare mensen mee kunnen doen. 

6. Wij voelen ons thuis in en betrokken bij onze buurt en dorp 
Iedere buurt in Reusel-De Mierden is een leefbare buurt: een gezonde, inspirerende en veilige buurt waar je graag woont. Waar je je buurtgenoten kent en zelf gekend wordt. Een buurt waar je je thuis voelt en verantwoordelijkheid voor neemt. Het is er schoon, groen en veilig. Er zijn passende voorzieningen waar je elkaar kunt ontmoeten. 

7. Wij nemen verantwoordelijkheid voor ons eigen leven en zijn zelfredzaam zover als mogelijk
We zijn verantwoordelijk voor ons eigen leven. We komen voor onszelf op en durven ook hulp te vragen. Als wij geen volledige regie over ons eigen leven kunnen voeren, dan worden we daarbij ondersteund. Hierdoor kunnen we goede keuzes maken en zo lang mogelijk in onze eigen omgeving blijven wonen. 

8. Wij doen mee in de maatschappij, ook als we beperkingen hebben 
Wij leveren allemaal een bijdrage aan de maatschappij, in de zin van werk, vrijwilligerswerk of andere dagbesteding. Werk, voorzieningen en activiteiten zijn voor iedereen toegankelijk. Ook voor mensen met een fysieke, zintuigelijke, verstandelijke, psychische of taalbeperking. 

9. Wij kunnen ons cultureel en sportief ontplooien 
Wij kunnen kiezen uit een ruim aanbod van sportieve en creatieve activiteiten. Deze activiteiten dragen niet alleen bij aan een gezonde leefstijl en cultureel bewustzijn, maar hiermee blijven we ook met elkaar in contact en kunnen we onszelf ontplooien. 

3.3 Implementatie via een groeipad 

De combinatie van het realiseren van een nieuwe balans tussen structurele en incidentele subsidies, het verleggen van de zeggenschap over de subsidieverlening naar de inwoners en het bewaken van de rechtmatigheid, maakt de herziening van het subsidiebeleid een complexe aangelegenheid. Gezien het belang van subsidies voor het behoud van de sociale cohesie en het woon- en leefklimaat in gemeente Reusel-De Mierden, wordt ten aanzien van de implementatie gekozen voor een groeipad. 

3.3.1 Zeggenschap 

Ten aanzien van de zeggenschap betekent dat er eerst een adviescommissie subsidies wordt ingesteld. Het college zal zich laten adviseren door deze adviescommissie (zie ook paragraaf 4.2). De gemeentelijke organisatie en onze inwoners doen in deze vorm ervaring op met de beoordeling van subsidieaanvragen. Op basis van monitoring en tussentijdse evaluatie kan worden toegewerkt naar uitbreiding van de zeggenschap. Het budget van de aanjaagsubsidie (zie hoofdstuk 4 voor uitleg aanjaagsubsidie) voor vernieuwende projecten kan dan bij een georganiseerd platform van inwoners worden neergelegd. Er zijn diverse gemeenten die goede ervaringen hebben met een stichting van inwoners die oordelen over het incidentele subsidiebudget. Deze voorbeelden vormen een stip op de horizon voor de toekomst van de verdeling van de incidentele subsidies. 

3.3.2. Evaluatie 

Ten aanzien van het beleid in het algemeen geldt ook dat het belangrijk is om te evalueren. Om de maatschappelijke effecten te meten wordt binnen het beleid ‘Samen Doen’ gebruik gemaakt van indicatoren en metingen van de GGD. Het is echter niet mogelijk om een direct verband te leggen tussen het beleid rondom de subsidieverlening en de gegevens uit de metingen (de gemeten indicatoren). Met andere woorden, het is een moeilijke opgave om met metingen iets te zeggen over de resulterende maatschappelijke effecten van het uitgevoerde subsidiebeleid. De transformatie in het sociale domein en de veranderende rollen vragen om een andere manier van evaluatie. De vragen die we ons wel kunnen stellen zijn: ‘Heeft het beleid bereikt wat wij wilden bereiken?’, ‘Worden maatschappelijke organisaties, instellingen en individuen in staat gesteld om met hun activiteiten een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke effecten?’, ‘Heeft de nieuwe manier van werken geleid tot de resultaten die we samen voor ogen hadden?’, ‘Zijn initiatiefnemers in onze gemeente tevreden met de mogelijkheden die het beleid biedt om subsidie aan te vragen?’, ‘Is het proces voor alle partijen (inwoners, adviescommissie subsidies, raad en partners) helder en transparant?’, ‘Zijn de administratieve lasten voor zowel gemeente als de aanvragers laag?’. De manier van werken wordt tussentijds en over vier jaar tegen het licht gehouden. De eerste evaluatie is gepland na het eerste kalenderjaar. Tussentijdse evaluatie met het oog op bijsturen van de beleidsuitvoering is daarnaast ook mogelijk als de behandeling van de eerste subsidieaanvragen daar aanleiding toe geeft. 

3.4 Inhoudelijke kaders 

3.4.1 Activiteiten

gericht op inwoners van gemeente Reusel-De Mierden Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de gesubsidieerde activiteiten zijn gericht op inwoners van de gemeente Reusel-De Mierden.

3.4.2 Relatie met de maatschappelijke effecten 

Alleen activiteiten die aansluiten bij de maatschappelijke effecten van de gemeente worden gesubsidieerd. Als er geen aantoonbare relatie te leggen is tussen activiteiten/prestaties van een organisatie en één of meerdere maatschappelijke effecten, dan leidt dat tot het afwijzen van de aanvraag of afbouw van de subsidie. Als de activiteit in strijd is met de wet, de openbare orde of het algemeen belang dan is er ook geen subsidieverlening mogelijk. 

3.4.3 Aandacht voor mensen in een kwetsbare situatie 

Subsidieverstrekking is, in het algemeen, allereerst gericht op mensen in een kwetsbare of risicodragende situatie. Het gaat om mensen die niet in staat zijn op eigen kracht moeilijkheden of tegenslagen te overwinnen en hun leven naar eigen inzicht vorm te geven. 

3.4.4 Subsidie is aanvullend 

Gemeenten hebben er vooral in het sociale domein veel taken bijgekregen. Centraal uitgangspunt daarbij is ‘Zelfredzaamheid’. Dit uitgangspunt past de gemeente toe op de subsidieverlening. Daar waar (georganiseerde) inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven zichzelf kunnen redden, heeft de gemeente een terughoudende rol. Naarmate (georganiseerde) inwoners en maatschappelijke organisaties financieel niet rond kunnen komen, kent de gemeente een meer actieve opstelling. Een vereniging/organisatie die subsidie aanvraagt moet ervoor zorgen dat deelnemers en/of gebruikers waar mogelijk een redelijke financiële bijdrage leveren aan de activiteit. Uitgangspunt is het profijtbeginsel en het kostendekkend maken van voorzieningen. Daarbij gaat de gemeente meer nog dan voorheen uit van zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van inwoners. Als activiteiten ook uit andere bronnen (zoals de zorgverzekering of entreegelden) te realiseren zijn, is subsidie alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk. 

3.4.5 Doelmatigheid 

De gemeente wil sterk inzetten op een doelmatig gebruik van subsidiemiddelen. Op deze wijze wordt bereikt dat met het beschikbare subsidiegeld zoveel mogelijk resultaten worden bereikt. Onder doelmatig wordt verstaan de mate waarin de betreffende inspanningen en uitgaven daadwerkelijk bijdragen aan de realisatie van de beoogde maatschappelijk effecten en of de kosten in verhouding staan tot de opbrengsten. Van belang zijn onder andere:

  • De mate waarin de activiteiten toekomstbestendig zijn: Zijn de activiteiten op lange termijn houdbaar en blijven ze ten goede komen aan de inwoners van gemeente Reusel-De Mierden?; 
  • De mate waarin de activiteiten financieel haalbaar zijn; 
  • De mate waarin de activiteiten toegevoegde waarde hebben op het bestaande aanbod; 
  • De verhouding van de kosten met de omvang van de activiteit, de doelgroep en de te bereiken effecten. 

In het licht van een efficiënte en doelmatige besteding van het beschikbare subsidiegeld is het van belang dat organisaties waar mogelijk samenwerken. Doelmatige besteding van overheidsgelden betekent daarnaast ook dat de personeels- en salariskosten reëel moeten zijn ten opzichte van de uit te voeren activiteiten. Hoge beloningen voor topfunctionarissen passen hier niet in. 

3.4.6 Subsidiebeleid is geen inkomensbeleid 

Subsidiebeleid is niet bedoeld om inkomensbeleid te voeren. Als de gemeente activiteiten wil stimuleren is het uitgangspunt dat deelnemers waar mogelijk een eigen bijdrage betalen. Voor wie dat niet mogelijk is ligt het voor de hand om de mogelijkheden van het minimabeleid in te zetten. 

3.5 Objectief en eenvoudig 

Het systeem van subsidieverlening en verantwoording moet objectief en eenvoudig zijn, met minimale administratieve lasten voor zowel gemeente als de aanvragers. 

3.6 Afbouwregeling 

Wanneer het nieuwe subsidiebeleid leidt tot het verminderen of beëindigen van een (voorheen) jaarlijkse subsidie, wordt rekening gehouden met lopende verplichtingen die de subsidieontvanger is aangegaan, er wordt op individuele basis een afbouwregeling afgesproken. Hierbij worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur toegepast en wordt een redelijke termijn in acht genomen conform artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 

3.7 Wettelijk kader 

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is de gemeente verplicht om een wettelijk voorschrift op te stellen als basis voor de subsidieverlening. Dit betekent dat toetsing van subsidieaanvragen plaatsvindt aan de hand van een subsidieverordening en aan de hand van de subsidieregelingen die op deze verordening zijn gebaseerd. 

3.8 Subsidieplafond 

Het subsidieplafond is het maximumbedrag dat de gemeenteraad jaarlijks beschikbaar stelt voor een subsidieregeling. Het subsidieplafond is een middel om de subsidielasten beheersbaar te maken. Door het subsidieplafond kan het zijn dat een subsidie lager uitvalt dan waar een organisatie op basis van het subsidiebeleid aanspraak op maakt. 

3.9 Subsidiebudgetprogramma 

Jaarlijks wordt er een rapportage opgesteld en openbaar gemaakt met daarin een overzicht van de aanvragen en de gehonoreerde aanvragen. Deze rapportage maakt ook de door de gemeente verstrekte indirecte subsidies inzichtelijk.

4. Subsidieregelingen

4.1 Drie subsidievormen

De veranderende rol van de gemeente heeft ook gevolgen voor de verschillende vormen van subsidiëring. Niet alle organisaties hebben eenzelfde karakter en dat vraagt om een gerichte benadering. Vrijwilligersorganisaties zijn gebaat bij stimulering en moeten zoveel mogelijk gevrijwaard worden van administratieve lasten. De relatie met de professionele organisaties daarentegen vraagt steeds nadrukkelijker om sturing aan de voorkant en rekening en verantwoording aan de achterkant. 

In dit hoofdstuk worden drie vormen subsidiesoorten uitgewerkt. De aanjaagsubsidie, een incidentele subsidie voor nieuwe initiatieven die een zetje in de rug kunnen gebruiken. De subsidie voor vrijwilligersorganisaties, voor organisaties die een grote bijdrage leveren aan de maatschappelijke effecten en die zonder een vorm van jaarlijkse subsidie op dit moment niet kunnen voortbestaan. En tot slot de prestatiesubsidie voor de professionele organisatie.

Drie soorten subsidies
Algemene voorwaarde: bijdragen aan de maatschappelijke effecten.
AanjaagsubsidieVrijwilligersorganisatiePrestatiesubsidie

Voor bijzondere vernieuwende projecten en activiteiten, die niet uit de reguliere middelen kunnen worden bekostigd.

  • Voortraject met de dorpsraad

Beoordeling door een commissie van inwoners op basis van:

  • De mate van maatschappelijke meerwaarde;
  • De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten;
  • De mate van uitvoerbaarheid;
  • De mate van innovatie.

Voor organisatiekosten en kosten voor structureel activiteitenprogramma. Alleen daar waar financiële zelfstandigheid niet mogelijk is.

Voorwaarden:

  • Realistische verhouding maatschappelijke effecten en gemeentelijke bijdrage;
  • Deelnemers een reële eigen bijdrage;
  • Aanvrager heeft onvoldoende gelden;
  • Aanvrager moet laten zien hoe financiële zelfstandigheid op termijn wordt vergroot.

Voor professionele partijen met > 1 FTE of meer dan € 25.000,- subsidie jaarlijks.

  • Op basis van prestatieafspraken;
  • Scherp monitoren.

Incidenteel

Structureel

4.2 Aanjaagsubsidie: het stimuleren en faciliteren van maatschappelijke effecten. 

De aanjaagsubsidie is een incidentele subsidie bestemd voor bijzondere vernieuwende projecten en activiteiten, die niet uit de reguliere middelen kunnen worden bekostigd. De gemeente kan hiervoor maximaal vier keer een subsidie verstrekken. Daarna is volgens de Algemene wet bestuursrecht geen sprake meer van een incidentele situatie. Deze vorm van subsidie is bedoeld als zetje in de rug, als aanjager voor goede ideeën. Hoe het initiatief na afloop van de gesubsidieerde periode doorgaat is een belangrijk criterium bij de beoordeling. De aanjaagsubsidies worden door middel van een tendersysteem verdeeld. Twee keer per jaar kunnen organisaties een subsidieaanvraag doen. Alle aanvragen worden in samenhang met elkaar beoordeeld. Dit zorgt ervoor dat met de beschikbare middelen de meeste maatschappelijke effecten gerealiseerd worden. Het traject van een subsidieaanvraag ziet er als volgt uit:

Dorpsraad 
Subsidieaanvragers worden gevraagd om eerst met de desbetreffende dorpsraad te overleggen. De dorpsraden zijn het eerste aanspreekpunt voor nieuwe initiatieven in hun kern. Zij kunnen aanvragers op weg helpen, samenwerking tussen verschillende organisaties aanmoedigen en de aanvrager helpen om voor duurzame verankering van het initiatief in het dorp te zorgen. Als de initiatiefnemers de subsidieaanvraag kansrijk achten, dienen zij deze in bij de gemeente. De aanvraag wordt ter advisering bij de adviescommissie subsidies neergelegd.

Adviescommissie subsidies 
De adviescommissie subsidies is het orgaan dat twee keer per jaar alle binnengekomen aanvragen beoordeelt.

De adviescommissie subsidies: 

  • het college stelt een instellingsbesluit Adviescommissie subsidies vast waarin regels ten aanzien van de samenstelling en werkwijze van de commissie zijn opgenomen; 
  • bestaat uit een delegatie van inwoners uit de vier kernen. De leden zitten op persoonlijke titel in de adviescommissie subsidies. Zij zijn in staat over dorpsgrenzen heen te kijken en worden niet door verenigings- of andere belangen beïnvloed. Zij weten wat er speelt in onze gemeente. De leden kunnen als ervaringsdeskundige de (financiële) haalbaarheid van de ingediende subsidieverzoeken beoordelen; 
  • schakelt met de dorpsraden als het gaat om kansen voor de leefbaarheidsagenda; 
  • legt formeel haar relatie en werkwijze (ook ten opzichte van college en potentiële subsidieontvangers) in een reglement vast; 
  • geeft het college advies over de aanvragen op basis van een zelf opgezet beoordelingskader (in de vorm van nadere regels); 
  • geeft het college advies over de wijze waarop de subsidieontvanger verantwoording moet afleggen; 
  • adviseert bij de subsidievaststelling over de mate waarin de subsidieontvanger heeft voldaan aan voorwaarden. 

Het college van B&W 
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het subsidiebeleid, binnen de door de raad gestelde kaders. Het college draagt zorg voor verlening, vaststelling en uitkering van subsidies. Daarnaast heeft het college de bevoegdheid de naleving van de subsidievoorwaarden te controleren en zo nodig subsidie in te trekken of te wijzigen. Het college is bevoegd om nadere regels vast te stellen in de vorm van beleidsregels en prestatieafspraken. Het college laat zich adviseren door de adviescommissie subsidies. Het college blijft echter verantwoordelijk voor de besluitvorming en kan desgewenst afwijken van het advies. Het college gaat in de praktijk, vanuit het voorgestelde proces, zeer spaarzaam om met deze vrijheid. 

4.3 Subsidie voor vrijwilligersorganisaties 

Het zwaartepunt van de subsidieverlening ligt in dit beleidskader bij het op gang brengen van nieuwe initiatieven. Het is echter belangrijk dat de voedingsbodem voor veel van deze initiatieven niet verdwijnt. Veel van de organisaties die binnen het voorgaande beleid structureel jaarlijks subsidie kregen, dragen bij aan de sociale cohesie in onze gemeente. Het uitgangspunt is dat zij naar financiële onafhankelijkheid groeien. Waar dat (nog) niet haalbaar is blijft jaarlijkse subsidie onder voorwaarden mogelijk. Het gaat om organisaties die een grote bijdrage leveren aan de maatschappelijke effecten en die zonder een vorm van jaarlijkse subsidie niet kunnen voortbestaan. De subsidie is bedoeld als een bijdrage aan de kosten van de organisatie en voor (een deel) van het vaste activiteitenprogramma. De subsidiegrondslag vormt het activiteitenplan met bijbehorende begroting. 

Alleen vrijwilligersorganisaties die aan de onderstaande vier eisen voldoen krijgen nog structureel subsidie. 

Het gaat om organisaties die: 

  1. Een substantiële bijdrage leveren aan een of meerdere maatschappelijke effecten (zie 3.4.2 relatie met de maatschappelijke effecten). 
  2. Aantoonbaar over onvoldoende gelden (hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden) beschikken om de kosten van de vaste activiteiten te dekken. Subsidie is aanvullend op de eigen middelen/middelen van derden. De uitgangspunten hierbij zijn het profijtbeginsel en de kostendekkendheid van voorzieningen/activiteiten. Organisaties moeten een reële eigen bijdrage voor activiteiten vragen (zie 3.4.4 subsidie is aanvullend). 
  3. Doelmatig de subsidiemiddelen besteden (zie 3.4.5. doelmatigheid). 
  4. Werken aan zo groot mogelijke financiële onafhankelijkheid. 

4.4 Prestatiesubsidie voor professionele organisaties 

Prestatiesubsidie is een subsidie voor professionele organisaties/instellingen werkzaam op het terrein van maatschappelijk welzijn. Deze subsidies zijn doorgaans van een aanzienlijke omvang. Een prestatiesubsidie kan verleend worden via een aanbesteding en aan de hand van prestatieafspraken en een uitvoeringsovereenkomst. Tussen de instellingen onderling bestaan doorgaans grote verschillen, waardoor het niet mogelijk is om voor deze subsidievorm uniforme subsidiegrondslagen of criteria te ontwikkelen. Dit is ook niet nodig, omdat de inhoud van de uitvoeringsovereenkomsten voortkomt uit wettelijke taken, beleidsnota’s en het raads- en collegeprogramma. De begroting en het beleids- of activiteitenplan van de instelling vormen de basis voor de prestatieafspraken.

5. Toegankelijke regels

5.1 Subsidieverordening en subsidieregelingen 

Het doel van de algemene subsidieverordening is om met minder regels, betere dienstverlening aan de subsidieaanvrager te bieden. Er is zo veel mogelijk overgenomen van de modelverordening van de VNG. Per soort subsidie zijn nadere subsidieregelingen opgesteld. Daarin staat helder wat bij elkaar hoort: van aanvraag tot de eventueel noodzakelijke verantwoording en vaststelling van de subsidie. 

5.2 Overgang 

Deze beleidsnota, de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Reusel-De Mierden 2017’ en de bijbehorende drie subsidieregelingen zijn van toepassing op subsidieaanvragen met betrekking op het kalenderjaar 2017 en verder. Aanvragen die al gedaan zijn of nog worden gedaan met betrekking op het kalenderjaar 2016 worden volgens het ‘Subsidiebeleid Gemeente Reusel-De Mierden 2011’ en de ‘Algemene subsidieverordening Gemeente Reusel-De Mierden 2011’ afgehandeld.

6. Financiën

Dit subsidiebeleid bevat een nieuwe subsidiesystematiek én de ambitie om zoveel mogelijk binnen het voorliggend veld, in plaats van bij professionele partijen te organiseren. Dit leidt binnen de subsidiestaat op termijn tot een steeds grotere bestedingsruimte voor het stimuleren van vernieuwende activiteiten. De beschreven nieuwe subsidiesystematiek wordt uitgevoerd binnen de actuele financiële kaders.