Lokale Energie Strategie (LES) vastgesteld
Anders omgaan met energiegebruik, hoe gaan we dat doen? In 2050 moet alle energie die gebruikt wordt op een duurzame manier tot stand zijn gekomen.
De route daarnaartoe loopt via twee sporen: energie besparen en het resterende energieverbruik duurzaam opwekken. Hoe? Dat hebben we beschreven in een Lokale Energie Strategie (LES). Daarin staan onze doelen voor 2030 en 2050.
Doelen van de LES:
- 1130 TW opwek van duurzame energie in 2030
- 17% energiebesparing in 2030 ten opzichte van 2022
- Zo veel mogelijk aardgasreductie in 2030
- Energieneutraal in 2050
Op 17 december 2024 stelde de gemeenteraad de Lokale Energie Strategie vast. Klik op de knop hieronder om de LES volledig te bekijken. Verder naar beneden op deze pagina is de LES ook als toegankelijke uitklapbare tekst volledig leesbaar. Hierin zijn voor de toegankelijkheid enkele figuren weggelaten die ter illustratie dienen.
Naar de Lokale Energie Strategie (LES)
Vragen over de LES?
De LES is een ingewikkeld onderwerp dat vragen kan oproepen. Heb je vragen hierover? Neem dan contact op met Marcha Jansen via 088 - 4970346.
Samenvatting
De energietransitie is één van de grote uitdagingen waar we als gemeente de komende jaren voor staan. Het overkoepelende doel daarvan is om in 2050 energieneutraal te zijn. Deze lokale energiestrategie (LES) beschrijft de gemeentelijke strategie om dit doel te bereiken. De rode draad daarin is de energiemix. Dat is het geheel van de verschillende verbruiksvormen van energie, te weten elektriciteit, warmte en brandstoffen. We beschrijven hoe de huidige energiemix eruit ziet, welke verandering daarin noodzakelijk is om energieneutraal te worden en welke strategie we kiezen om die verandering te realiseren.
Uitgangssituatie
Het huidige jaarlijkse energieverbruik in Reusel-De Mierden is 892 TJ. Hiervan is 288 TJ al hernieuwbaar én er is nog ruim 900 TJ aan duurzame energie-opwek gepland. De verwachting is dat hiermee de toekomstige energievraag volledig duurzaam ingevuld kan worden. Als het gaat om energie-opwek zijn we als gemeente dus al vergevorderd. De komende jaren vraagt het energieverbruik onze aandacht. De opgave is om het gebruik van aardgas (gebouwde omgeving) en fossiele transportbrandstoffen uit te faseren en elektrisch te gaan verwarmen en rijden. Naast de energetische uitgangssituatie is ook de (beleids)context van belang. Voor veel deelthema’s van de energietransitie beschikken we al over relatief recent vastgesteld beleid. De combinatie van energieanalyse en beleidscontext vormt de basis voor een toekomstscenario dat beschrijft met welke tussenstappen in 2030 en 2040 toewerken naar het einddoel in 2050.
Toekomstscenario
- Het toekomstscenario is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- Als gevolg van energiebesparing vermindert de totale energievraag;
- We vullen de volledige warmtevraag in met elektriciteit;
- We stappen volledig over op elektrisch vervoer.
Het scenario is samengevat in onderstaande tabel.
Verandering t.o.v. peiljaar 2022 | 2030 | 2040 | 2050 |
---|---|---|---|
Besparing (%) | 17% | 38% | 51% |
Elektrificatie vervoer (%) | 25% | 75% | 100% |
Elektrificatie warmtevraag d.m.v. warmtepompen (%) | 25% | 75% | 100% |
Resterende energievraag (TJ) | 740 TJ | 550 TJ | 435 TJ |
Structurerende hoofdkeuzes
Om de prioriteiten voor de komende periode te bepalen, maken we de volgende hoofdkeuzes:
- We voeren een actief energiebesparingsbeleid;
- We kiezen voor de warmtetransitie een individueel hybride strategie;
- We focussen op het realiseren van de duurzame opwek die reeds in de planvormingsfase is;
- We faciliteren de autonome ontwikkeling richting elektrisch vervoer en zetten voor duurzame mobiliteit in op regionale samenwerking
- We faciliteren de netbeheerder optimaal bij het verzwaren van het elektriciteitsnet
- We passen bewezen oplossingen toe, maar volgen innovatieve ontwikkelingen op de voet.
Strategie
Voor de periode tot 2030 hanteren we, aanvullend op de structurerende keuzes, de volgende strategie:
- We combineren een regisserende met een faciliterende rol;
- We doen stap voor stap wat we kunnen in relatie tot de context waarin we ons bevinden.
- We combineren een algemene aanpak met een gebieds-en of doelgroepgerichte aanpak.
- We zoeken actief naar koppelkansen met andere beleidsvelden en/of transitiethema’s
- We geven zelf het goede voorbeeld
- We werken actief samen met andere belanghebbenden
- We vertalen deze strategie in een praktisch uitvoeringsprogramma voor de periode 2025-2027.
Borging en herijking
Deze energiestrategie heeft een looptijd tot 2030. In 2027 voeren we en tussentijdse evaluatie uit en stellen een uitvoeringsplan op voor de periode tot 2030. Om de voortgang van de gemeentelijke energietransitie te monitoren ontwikkelen we een eenvoudige monitoringssystematiek op basis van openbare bronnen.
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doel
De energietransitie is één van de grote uitdagingen waar we als gemeente de komende jaren voor staan. Om onze CO2-uitstoot te reduceren moeten we fossiele energie vervangen door duurzame energie, bijvoorbeeld uit zon en wind. Op Europees en landelijk niveau wordt continu gewerkt aan beleid, wetgeving, programma’s en projecten om de energietransitie vorm te geven. Regionale en lokale overheden hebben een cruciale uitvoerende taak bij het realiseren van de geformuleerde doelstellingen. Ook in Reusel-De Mierden nemen we in dit verband onze verantwoordelijkheid en hebben we de energietransitie hoog op de agenda staan.
De energietransitie is een grote en complexe opgave, die niet op zichzelf staat, maar raakt aan uiteenlopende andere beleidsvelden. Soms staat de energietransitie op gespannen voet met andere maatschappelijke belangen, bijvoorbeeld als het gaat om het natuurbehoud, woningbouw of landschappelijke waarden. In andere gevallen is juist synergievoordeel te boeken. Zo draagt een duurzaamen betaalbaar energiesysteem bij aan een gunstig vestigingsklimaat, het vergroot de koopkracht en verbetert de leefbaarheid in de wijk.
Om in deze uitdagende omgeving tot een effectieve aanpak te komen, is het van groot belang om overzicht te houden, verstandige keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Deze lokale energiestrategie (LES) vormt daarvoor de basis en heeft de volgende doelen:
- De samenhang binnen de huidige initiatieven en beleidsmaatregelen inzichtelijk maken;
- Eventuele hiaten en verbeterpunten in bestaand beleid vaststellen;
- Een basis bieden voor het stellen van prioriteiten, mede in relatie tot de beschikbare capaciteit;
- Een basis bieden voor monitoring en evaluatie van onze voortgang.
1.2 De opgave
De overkoepelende opgave van de energietransitie is om in 2050 energieneutraal te zijn. Dat betekent dat alle gebruikte energie afkomstig is uit hernieuwbare bronnen, zoals zon en wind. Deze doelstelling sluit aan bij het landelijke klimaatakkoord, waarin het doel is vastgelegd om de CO2-uitstoot in 2050 te reduceren tot netto 0 (zie hoofdstuk 3). Deze energiestrategie beschrijft hoe we de komende jaren aan de slag gaan met de energietransitie. We benoemen wat we belangrijk vinden en welke keuzes we maken en vertalen dit in een strategie.
1.3 Leidende principes
De energietransitie is niet uitsluitend een technisch vraagstuk, maar vereist ook dat we voortdurend maatschappelijke afwegingen maken. We hanteren daarom enkele overkoepelende uitgangspunten, waarmee we in ons handelen altijd rekening houden. We noemen deze uitgangspunten onze leidende principes.
Betrouwbaar: het toekomstige energiesysteem is betrouwbaar en robuust. Het levert onder alle omstandigheden voldoende energie voor alle gebruikers. Dit realiseren we door verschillende soorten energiebronnen in te zetten, vraag en aanbod slim op elkaar af te stemmen en energieopslag toe te passen.
Betaalbaar: energie is een basisvoorziening en een noodzakelijke voorwaarde voor economische en maatschappelijke stabiliteit. Een betaalbare energierekening is daarom van groot belang. We streven naar betaalbaarheid, onder meer door ons te richten op energiebesparing, een betrouwbare energie-infrastructuur, lokaal eigenaarschap, het benutten van koppelkansen met andere transities en door bij iedere keuze die we maken de maatschappelijke kosten mee te wegen.
Duurzaam: we maken altijd een integrale afweging om te komen tot de meest duurzame keuze in brede zin. Daarbij gaat het om de optimale combinatie van energiebesparing en het gebruik van duurzame energie, maar ook om het optimaliseren van de ruimtelijke, ecologische en sociale impact van een keuze.
Rechtvaardig en participatief: we verdelen de lusten en lasten van de energietransitie zo eerlijk mogelijk. Er is ruimte voor inbreng van verschillende belangen. Betrokkenheid van burgers, bedrijven en instellingen wordt gestimuleerd.
- Transparant: de leidende principes in dit hoofdstuk kunnen op gespannen voet met elkaar staan. Het energiebeleid is bovendien nauw verweven met economisch, ruimtelijk en sociaal beleid. We zijn transparant over het wegen van de publieke belangen en blijven hierover in gesprek met belanghebbenden.
1.4 Aanpak en leeswijzer
De aanpak voor het opstellen van deze lokale energiestrategie bestond uit een analysefase en een fase van visie- en strategievorming (zie figuur 1). De analysefase zag er als volgt uit:
- In de beleidsanalyse is het huidige gemeentelijke beleid geanalyseerd in relatie tot de opgave(n) die we in de toekomst verwachten.
- Op basis van openbaar beschikbare bronnen is een kwantitatieve energieanalyse uitgevoerd. Deze geeft inzicht in de uitgangspositie en geeft een mogelijke ontwikkelrichting voor de toekomst.
In een consultatieronde zijn belanghebbenden van uiteenlopende gemeentelijke afdelingen en de verantwoordelijke portefeuillehouder geconsulteerd. Dit is gedaan in de vorm van een gemeen-schappelijkeambtelijke werksessie en een individueel gesprek met de portefeuillehouder. Daarnaast heeft een raadsinformatiesessie plaatsgevonden, waarvoor ook de verschillende dorpsraden zijn uitgenodigd.
Op basis van de inzichten uit de analysefase is vervolgens de visie en strategie bepaald. Dit hebben we gedaan door de algemene opgave stap voor stap specifieker te maken. We zijn gestart met het formuleren van onze leidende principes en het formuleren van een algemeen toekomstbeeld. Vervolgens hebben we per deelonderwerp van de energietransitie een aantal structurerende keuzes gemaakt. Deze keuzes bepalen de strategische prioriteiten en daarmee de strategie tot 2030.De vervolgstap betreft het opstellen van een uitvoeringsplan, waarin de strategie wordt vertaald in een overzicht met projecten en activiteiten, inclusief de daarvoor benodigde capaciteit en middelen.
1.5 Leeswijzer
Dit document is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 2 beschrijft het toekomstbeeld dat we voor ons zien als we de ambities en doelstellingen in 2050 hebben gerealiseerd. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsanalyse en een beschrijving van de overige relevante omgevingsfactoren. Hoofdstuk 4 bevat de energieanalyse. In hoofdstuk 5 zijn de structurerende keuzes uitgewerkt. Hoofdstuk 6 bevat de visie en strategie. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de wijze van monitoring en borging.
2. Toekomstbeeld 2050
Hoe ziet onze gemeente er in 2050 uit? Wat betekent energieneutraal in de praktijk? In dit hoofdstuk wordt een toekomstbeeld geschetst van hoe de gemeente eruit ziet als we de doelstellingen uit deze lokale energiestrategie hebben gerealiseerd.
Efficiënte gebouwen en slim beheer
Door isolatie en het gebruik van energiezuinige apparatuur zijn alle gebouwen optimaal energie-efficiënt. Slimme netwerken en opslagvoorzieningen garanderen dat energie altijd beschikbaar is waar dat nodig is.Hernieuwbare energiebronnen en een betaalbare energierekening
Alle daarvoor geschikte daken zijn bedekt met zonnepanelen. Op strategische plaatsen staan windturbines en zonnevelden. De energievoorziening is hierdoor volledig duurzaam, met een belangrijk aandeel lokale opwek.- Schone lucht en een stille omgeving
Dankzij de transitie naar elektrische mobiliteit, schonere industrie en een groenere leefomgeving is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd. Door de toename van elektrisch vervoer is de leefomgeving bovendien een stuk stiller.
Betrokken bewoners en bedrijven
In een duurzame samenleving staan overheid, inwoners en bedrijven samen aan het roer. Beleid komt participatief tot stand en duurzame energievoorzieningen zijn deels lokaal eigendom. Dat zorgt voor een grote betrokkenheid bij de leefomgeving.Comfortabel wonen in een klimaatbestendige leefomgeving
In energie-efficiënte gebouwen is het comfortabel wonen en werken. De inrichting van de openbare ruimte is afgestemd op een veranderend klimaat. Dankzij veel groen is het ook op warme dagen aangenaam toeven in de gebouwde omgeving.Nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid
Als gevolg van de energie- én andere transities hebben nieuwe technologieën een grote vlucht genomen. Dat resulteert in een stabiele economie met nieuwe bedrijvigheid en volop werkgelegenheid in een inclusieve arbeidsmarkt.- Duurzame mobiliteit
Laadpalen voor elektrische voertuigen zijn overal beschikbaar. Individueel autobezit is afgenomen doordat het openbaar vervoer én de fietsvoorzieningen zijn verbeterd.
Dankzij een gezamenlijke inspanning van overheid, bedrijven en inwoners is het ons gelukt om energieneutraal te worden. Het energieverbruik is fors gedaald, de warmtetransitie is voltooid en we wekken de resterende energievraag duurzaam op. Een slimme combinatie van innovatieve technologie, een integrale blik op duurzaamheid en participatieve beleidsvorming heeft geresulteerd in een gezonde leefomgeving en economische veerkracht. Dat alles maakt Reusel-De Mierden tot een levendige, duurzame en innovatieve gemeente, waar het aangenaam wonen, werken en recreëren is.
3. De energietransitie in perspectief
3.1 Inleiding
In de Klimaatwet en het Klimaatakkoord (zie 3.2.1.) zijn doelen vastgelegd voor een verregaande reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Deze uitstoot is in sterke mate het gevolg van het gebruik van fossiele energie. In 2022 stootte Nederland 99,9 megaton CO2uit, waarvan 26% als gevolg van elektriciteitsgebruik, 44% warmteverbruik en 30% fossiele voertuigbrandstoffen. Om de klimaatdoelen te realiseren is het noodzakelijk om fossiele energie te vervangen door hernieuwbare energie. Dit vereist een grote aanpassing van ons energiesysteem: de energietransitie. De energietransitie verandert het energiesysteem niet alleen van fossiel naar duurzaam, maar ook van een centraal aanbod gestuurd systeem naar een decentraal vraag gestuurd systeem. Fossiele energie kan met een beperkt aantal energiecentrales vraag gestuurd worden opgewekt en gedistribueerd. Hernieuwbare energie vereist een groot aantal decentrale opweklocaties, waar het energieaanbod afhankelijk is van het aanbod van zon en wind.
De lokale energietransitie in Reusel-De Mierden wordt sterk beïnvloed door bovengemeentelijke beleidskeuzes op landelijk, provinciaal en regionaal niveau. Dit hoofdstuk schetst dit omgevingsbeleid op hoofdlijnen, de laatste paragraaf beschrijft welke conclusies hieruit volgen voor deze energiestrategie.
3.2 Bovengemeentelijk beleid
3.2.1 Landelijke wetgeving en beleid
Klimaatwet, klimaatakkoord en klimaatplan
De klimaatwet (2019, herzien in 2023) en het Klimaatakkoord (2019) vormen de basis van de Nederlandse aanpak van de energietransitie. De klimaatwet bevat twee hoofddoelen:
- De broeikasgasuitstoot in 2030 met 55% reduceren ten opzichte van 1990.
- De broeikasgasuitstoot in 2050 te reduceren tot netto 0.
Het klimaatakkoord bevat een pakket aan maatregelen om deze doelen te bereiken. De Nederlandse gemeenten, verenigd in de VNG, hebben zich in 2019 gecommitteerd aan zowel de doelen als het maatregelpakket. In 2020 is het klimaatbeleid, zoals de klimaatwet vereist, vastgelegd in het klimaatplan 2021 –2030.
Nationaal Plan Energiesysteem
Het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) brengt in kaart hoe het energiesysteem van de toekomst eruit ziet en wat er nodig is om daar te komen. Het NPE bevat richtinggevende keuzes die alle belanghebbenden helderheid geven over wat er op hen af komt en van hen verwacht wordt in relatie tot het veranderende energiesysteem.
De richtinggevende keuzes in het NPE zijn:
- Maximaal aanbod: maximaal inzetten op aanbod van duurzame energie en energie-infrastructuur;
- Energiebesparing: besparing als belangrijke hoeksteen van het energiebeleid;
- Slimme inzet: schaarse energie-en infrastructuur inzetten vanuit systeemperspectief en voor opbouw van ketens en markten;
- Internationale samenwerking: sterke internationale samenwerking en een maximaal verbonden energiesysteem;
- Samen sturen: met burgers en bedrijven, ruimte voor initiatief en participatie.
Deze richtinggevende keuzes in het NPE zijn mede bepalend voor de energieopgave en –strategie in Reusel-De Mierden.
3.2.2 Regionaal beleid en belangrijke ontwikkelingen
Regionale Energie Strategie
Eén van de doelstellingen in het Klimaatakkoord is om ten minste 35 TWh aan grootschalige duurzame elektriciteit op land op te wekken in 2030. Om deze doelstelling te realiseren, hebben dertig energieregio’s een Regionale Energie Strategie (RES) opgesteld. Het totaal van de vastgestelde ambities van de eerste RES’en (RES 1.0) telt op tot 55 TWh. In december 2022 spraken bestuurders van Rijk, decentrale overheden en de netbeheerders formeel af zich gezamenlijk in te spannen om het streefdoel van 55 TWh te realiseren.
Gemeente Reusel-De Mierden maakt onderdeel uit van de RES-regio ‘Metropoolregio Eindhoven’ (RES-MRE). Deze RES regio bestaat uit 21 gemeenten, de Provincie Noord-Brabant, de waterschappen Aa en Maas en De Dommel en netbeheerder Enexis. Eind 2021 hebben de gemeenteraden van alle deelnemende gemeenten, waaronder Reusel-De Mierden, de RES 1.0 MRE vastgesteld. Deze RES 1.0 bevat voor duurzame opwek de ambitie om regionaal 2.0 TWh energie op te wekken met windenergie, zon-op-dak en zon-op-land. Daarnaast zijn ook energiebesparing en duurzame warmte belangrijke pijlers in de RES. Het bod van gemeente Reusel-De Mierden om hieraan bij te dragen betreft 0,31 TWh.
Uit de RES-voortgangsrapportage van mei 2023 blijkt dat de realisatie van het RES-bod nog steeds mogelijk is, maar dat versnelling noodzakelijk is. Ten tijde van de rapportage was ongeveer 25% van het totale regionale bod gerealiseerd. De oorzaak hiervan is te vinden in lange doorlooptijd van vergunningtrajectenen de problematiek rondom netcongestie. Als gemeente doen we het in deze regionale context overigens goed: de optelsom van de reeds gerealiseerde én nog geplande projecten duurzame opwek projecten komt overeen met het RES-bod (zie paragraaf 4.2).
Provinciale Omgevingsverordening
De omgevingsverordening Noord-Brabant (2024) bevat de provinciale regels voor (onder meer) milieu, grond, water, landbouw, natuur, wonen en ruimte. De verordening is relevant voor de energietransitie omdat deze kaders en regels stelt aan het ruimtegebruik voor energieopwek. Zo moeten windturbines onder meer in clusters worden opgesteld en maatschappelijke meerwaarde opleveren. Zonnevelden in landelijk gebied zijn uitsluitend toegestaan indien deze aantoonbaar noodzakelijk zijn, dat wil zeggen dat op andere manieren niet voorzien kan worden in de behoefte aan duurzame energie. Aanvullend daarop geldt een aantal andere eisen voor zonnevelden, waaronder het realiseren van maatschappelijke meerwaarde. Tot slot bevat de omgevingsverordening regels voor het toepassen van bodemenergiesystemen. Deze zijn van belang in relatie tot de mogelijkheid een buurtwarmtepomp te realiseren. In essentie komt het erop neer dat bodemenergie-systemen alleen bóven de beschermende kleilagen mogen worden aangelegd, tot een maximale boordiepte van 80 meter. Deze regels hebben tot doel drinkwatervoorziening te beschermen.
Verkenning warmtebedrijf Provincie Noord-Brabant
De Provincie Noord-Brabant verkent momenteel de mogelijkheid om een publiek warmtebedrijf op te richten. Dit gebeurt naar aanleiding van veranderende wetgeving rondom collectieve warmte (zie paragraaf 3.4), die ervoor zorgt dat het eigendom van warmtebedrijven verschuift van privaat naar publiek. Met het warmtebedrijf beoogt de provincie een significant aandeel collectieve warmte aan de Brabantse energiemix toe te voegen. Ook het realiseren van collectieve warmteoplossingen in kleine gemeenten, bijvoorbeeld met een buurtwarmtepomp, valt momenteel binnen de scope van de verkenning.
Beleid grootschalige zonne- en windenergie De Kempen (2020)
De Kempengemeenten (Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden) hebben gezamenlijk de randvoorwaarden vastgelegd waaronder het realiseren van grootschalige opwek van duurzame energie mogelijk is. Dit zijn zowel ruimtelijke als sociaal-maatschappelijke voorwaarden. Daarnaast beschrijft het beleidskader de procesgang voor het realiseren van duurzame opwek. Op dit moment is in onze gemeente reeds een aanzienlijke hoeveelheid duurzame opwek gerealiseerd en in ontwikkeling (zie hoofdstuk 4). De huidige coalitie kiest er daarom voor geen nieuwe initiatieven buiten de opengestelde zoekgebieden toe te laten. Mocht dit standpunt in de toekomst echter veranderen dan bevat het ‘beleid grootschalige zonne- en windenergie’ het toetsingskader.
Kempische visie op wonen 2024 –2028
De Kempische visie op wonen is een volkshuisvestingprogramma dat zich richt op de woningmarkt in de Kempengemeenten. Tot 2030 geeft de regio De Kempen een woningbouwopgave van 3,220 woningen. Gezien de grote regionale vraag halen we daarbovenop de plannen voor 2000 extra woningen naar voren in de planning. Eén van de strategische thema’s in de Kempische visie op wonen is ‘Op weg naar een duurzame toekomst’. Voor dit thema zijn de volgende ambities vastgelegd:
- De Kempen is in 2050 klimaatneutraal
- Tot 2030 focussen we op het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. We isoleren deze woningen nu, zodat we na 2030 de stap naar duurzame energie kunnen zetten.
- Plannen voor nieuwbouw toetsen we aan de landelijke duurzaamheidseisen (BENG).
- We geven plannen met hogere duurzaamheidsambities dan de wettelijke norm prioriteit.
Met deze ambities sluit de Kempische visie op wonen aan bij de lokale transitievisie warmte.
3.3 Gemeentelijk beleid en belangrijke ontwikkelingen
Collegeprogramma 2022 -2026
In het collegeprogramma 2022-2026 is de ambitie uit de klimaatvisie om in 2025 energieneutraal te zijn overgenomen. De coalitie wil het realiseren van zonne-energie op daken stimuleren, maar is terughoudend ten aanzien van nieuwe initiatieven voor grootschalige duurzame opwek: deze zijn buiten de aangewezen en opengestelde zoekgebieden niet mogelijk. Daarnaast staat het faciliteren van de netbeheerder bij het aanpakken van netcongestie hoog op de agenda, evenals het realiseren van voldoende laadpalen voor elektrisch vervoer. Tot slot streeft de coalitie naar het realiseren van een waterstoffabriek in de gemeente. Daarbij is het uitgangspunt dat de gemeente dit niet zelf initieert, maar initiatieven van externe partijen wel in behandeling neemt.
Omgevingsvisie (in ontwikkeling)
De gemeentelijke omgevingsvisie geeft richting aan alle activiteiten en regels van een gemeente binnen de fysieke leefomgeving en gaat in op de samenhang tussen aspecten als ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, energie-infrastructuur, cultureel erfgoed etc. Ook het thema energie hoort thuis in de omgevingsvisie. Onze huidige omgevingsvisie stamt uit 2018 en wordt in 2025 geactualiseerd. In de actualisatie van de omgevingsvisie, nemen we de inhoud van deze energiestrategie nadrukkelijk mee (zie ook hoofdstuk 6).
Klimaatvisie 2007 –2010
De klimaatvisie 2007 –2010 is in feite de voorloper van deze lokale energiestrategie. Hierin is de ambitie vastgelegd om in 2025 energieneutraal te zijn. Met deze klimaatvisie heeft de gemeente in een relatief vroeg stadium van de energietransitie reeds ambitieuze doelen vastgelegd. Hoewel inmiddels duidelijk is dat we de gestelde ambitie voor 2025 niet kunnen realiseren, heeft de klimaatvisie wél geresulteerd in goede stappen richting een energieneutrale gemeente, onder meer door het realiseren van duurzame opwek. Op dit moment is de klimaatvisie echter sterk verouderd. Onderhavige energiestrategie vervangt de klimaatvisie.
Transitievisie Warmte (2021)
De Transitievisie Warmte (TVW) beschrijft onze strategie om een aardgasvrije gemeente te worden. Uit onderzoek blijkt dat er binnen de gemeente geen geschikte bronnen voor een grootschalig warmtenet aanwezig zijn. We kiezen daarom een ‘allelectric’ strategie, gericht op het realiseren van individuele hybride of elektrische warmtepompen in combinatie met isolatie. Daarbij onderscheiden we drie typen wijken:
- Relatief nieuwe wijken (na 1992) met goed geïsoleerde woningen die klaar zijn voor de laatste stap.
- Wijken met oudere woningen waar isoleren de eerste stap is.
- Wijken met gemiddeld lage inkomens, waar isoleren de eerste stap is.
Uitvoeringsvisie Warmtetransitie 2024 –2027
De Uitvoeringsvisie Warmtetransitie beschrijft de wijze waarop we de transitievisie warmte uitvoeren. Daarbij kiezen we vier strategische sporen:
- Intensiveren van samenwerkingen;
- Maatschappelijke participatie;
- Invulling geven aan onze eigen rol door het verduurzamen van het eigen vastgoed;
- Benutten van koppelkansen.
Aanwijzing oplaadpunten elektrisch vervoer
Voor het plaatsen en exploiteren van laadinfrastructuur zij we aangehaakt bij de NAL (Nationale Agenda Laadinfrastructuur) regio Zuid, bestaande uit de provincies Noord-Brabant en Limburg. Deze provincies hebben middels een collectieve aanbesteding in opdracht van alle aangesloten gemeenten Vattenfall gecontracteerd voor het realiseren en exploiteren van publieke laadpalen. De plaatsingscriteria zijn afgestemd met alle gemeenten en de provincie, bij het bepalen van locaties wordt tevens lokale kennis meegenomen.
3.4 Netcongestie
Netcongestie is in de huidige situatie een belemmering voor de energietransitie. Sinds 2022 is er een tekort aan transportcapaciteit voor zowel afname als invoeding van elektriciteit op het hoog- en middenspanningsnet. Dit betekent dat het verkrijgen van een nieuwe grootverbruikaansluiting niet direct mogelijk is. De wachtlijst van netbeheerder Enexis voor aanvragen van grootverbruik aansluitingen is zo’n 5 tot 10 jaar (situatie 2024).
De netbeheerders (waaronder Enexis) werken enerzijds aan netuitbreiding en anderzijds aan oplossingen om slimmer en flexibeler om te gaan met het bestaande elektriciteitsnet. Het ontwikkelen van energy hubs op bedrijventerreinen is in dit verband een kansrijke oplossingsrichting. Deze tweeledige aanpak moet de aansluitmogelijkheden in de toekomst vergroten. De verwachting is dat de problemen rondom netcongestie vanaf 2030 grotendeels zijn opgelost.
3.5 Verwachte toekomstige ontwikkelingen
Doel- en taakstellingen vanuit bovengemeentelijke overheden zijn van invloed op de energietransitie in Reusel-De Mierden. Denk bijvoorbeeld aan verplichte taken of aan instrumenten om voor het realiseren van lokale ambities. Hieronder is samengevat wat we in dit verband de komende tijd kunnen verwachten, voor zover ten tijde van het schrijven van deze visie bekend.
Warmte
- De Omgevingswet verplicht gemeenten om met ingang van 2026 vijfjaarlijks een (nieuw) warmteprogramma op te stellen. Tot 2026 geldt de transitievisie warmte als warmteprogramma.
- De wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) biedt gemeenten instrumentarium om invulling te geven aan de warmtetransitie. Een belangrijk element daarin is de aanwijsbevoegdheid voor warmtekavels.
- De Wet collectieve warmte (Wcw) vervangt de huidige warmtewet en schrijft een verplicht publiek meerderheidsbelang in warmtebedrijven voor. Het eigendom van warmtebedrijven verschuift daarmee dus van privaat naar publiek, veelal op provinciaal of regionaal niveau.
Besparing
- Met ingang van 2027 geldt voor utiliteitsgebouwen een verbod op energielabel G of lager. Vanaf 2030 geldt een verbod op energielabel F of lager. De gemeente moet dit verbod handhaven.
- Met ingang van 2030 geldt een verbod op huurwoningen met energielabel F of lager. De gemeente moet dit verbod handhaven.
Mobiliteit
- Vanaf 2025 geldt een verplichting minimaal 1 laadpunt te realiseren bij utiliteitsgebouwen met meer dan 20 parkeervakken.
- Vanaf 2030 moeten alle lichte gemeentelijke voertuigen verplicht emissielooszijn, zware voertuigen moeten zo veel mogelijk emissielooszijn.
Elektriciteit
- Hoewel voor gemeenten niet wettelijke verplicht, vormt de RES-structuur een belangrijk kader voor de opwek van duurzame elektriciteit. Gemeente Reusel-De Mierden heeft zich gecommitteerd aan de RES 1.0 van de Metropoolregio Eindhoven. Over de voortgang rapporteren we aan de RES, ten behoeve van de tweejaarlijkse RES-voortgangsrapportages. De volgende voortgangsrapportage is voorzien voor 2025.
3.6 Conclusies
Uit de beleidsanalyse in dit hoofdstuk volgen de onderstaande conclusies voor onze visie op de energietransitie.
De landelijke ambities vereisen een stevige gemeentelijke inspanning
Uit de analyse blijkt dat bovengemeentelijke ambities, beleid en ontwikkelingen in sterke mate bepalend zijn voor onze gemeentelijke energieopgave en –strategie. Dit betekent enerzijds dat er van Rijkswege in de toekomst aanvullend ondersteunend instrumentarium is te verwachten, maar óók dat er nu en in de toekomst een stevige inspanning van ons verwacht wordt om de doelstellingen te realiseren. Het is van belang voortdurend goed aangehaakt te blijven bij bovengemeentelijke ontwikkelingen, om hier tijdig op te kunnen anticiperen en regionale koppelkansen te kunnen benutten.
De focus verschuift van opwek naar gebruik
Op het gebied van grootschalige duurzame opwek, in de vorm van windturbines en zonnevelden, hebben we de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Er zijn reeds projecten gerealiseerd en er zijn aanvullend daarop nog projecten in ontwikkeling (zie ook hoofdstuk 4). Dat betekent dat de focus voor de toekomst verschuift van het opwekken van energie naar de verbruikskant van de energietransitie. Dat betekent dat we aan de slag moeten met energiebesparing en het elektrificeren van de vraag naar warmte en brandstoffen.
Netcongestie is voorlopig een beperkende factor
In de structurerende keuzes en de strategie houden we rekening met de beperkingen van netcongestie en zoeken we naar datgene wat wél mogelijk is. Dit is onder meer van belang bij de ontwikkelopgaven (bedrijventerrein en woningen) waar de gemeente de komende jaren voor staat. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld dat bedrijven onderling energie uitwisselen zodat het elektriciteitsnet niet verder wordt belast. Daarnaast is het van groot belang de netbeheerder optimaal te faciliteren bij het verzwaren van het elektriciteitsnet.
Bestaand gemeentelijk beleid is richtinggevend
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat de gemeente op belangrijke onderdelen van de energietransitie, waaronder warmte en duurzame opwek, reeds beschikt over recent vastgesteld beleid. Dit bestaande gemeentelijke beleid is in belangrijke mate richtinggevend voor de te hanteren toekomststrategie en moet daarin een plek krijgen. Uit de analyse zijn daarnaast geen grote beleidshiaten naar voren gekomen.
Een overkoepelend uitvoeringsplan is van belang voor realisatie van de LES
Niet al het vastgestelde beleid is reeds vertaald in een concreet uitvoeringsplan. Bovendien is het van belang de uitvoering van verschillende beleidssporen goed op elkaar af te stemmen en waar nodig te prioriteren. Het is daarom noodzakelijk om deze lokale energiestrategie te voorzien van een uitvoeringsprogramma, met daarin een prioritering van alle noodzakelijke activiteiten, inclusief een raming van benodigd budget en capaciteit.
4. Energieanalyse en toekomstscenario
4.1 Inleiding
Het overkoepelende doel van de energietransitie is om in 2050 energieneutraal te zijn. De route daar naartoe loopt via twee belangrijke sporen: energie besparen en het resterende energieverbruik duurzaam opwekken. Wanneer we inzoomen op het energieverbruik, kunnen we onderscheid maken in drie verbruiksvormen: elektriciteit, warmte en brandstoffen. Het geheel van deze verbruiksvormen noemen we de energiemix. De energietransitie zorgt voor een verandering van de energiemix. De volgende paragrafen maken inzichtelijk hoe de energiemix er nu uitziet én hoe het aandeel van de afzonderlijke verbruiksvormen gedurende de energietransitie verandert. We gebruiken daarbij de rekeneenheid TeraJoule (TJ). Dat is een eenheid om energie in uit te drukken, die past bij de schaalgrootte van de gemeentelijke energievraag. Voor de beeldvorming: één TJ komt globaal overeen met het jaarlijkse energiegebruik van 15 Nederlandse huishoudens.
4.2 De huidige energiemix
Totaal energieverbruik
In totaal is het energieverbruik in onze gemeente (2022) 892 TJ. De energiemix bestaat uit 26% elektriciteit, 42% warmte 32% brandstoffen. Het totale energieverbruik en de energiemix zijn de afgelopen jaren veranderd. Het totale energieverbruik is in de periode 2010-2022 afgenomen met 9,3% van 984 TJ in 2010 tot 892 TJ in 2022. Dit is een gemiddelde afname van 0,73% per jaar. Deze afname is vrijwel volledig toe te wijzen aan een afname van het warmteverbruik (-25%) en een lichte afname van het brandstofverbruik (-3%). Daarentegen is het elektriciteitsverbruik (+20%) toegenomen sinds 2010.
Deze trends laten zien dat we in Reusel-De Mierden de afgelopen jaren al belangrijke stappen in de energietransitie hebben gezet. Het is de verwachting dat de huidige trend zich zal doorzetten: het totale energieverbruik daalt, waarbij het aandeel elektriciteit toeneemt en aardgas en voertuigbrandstoffen verder afnemen. Het dalende energieverbruik is door uiteenlopende factoren te verklaren. Zo zijn inwoners en bedrijven tijdens de recente energiecrisis significant minder aardgas gaan verbruiken. Hiertegenover staat dat gebouwen stap voor stap beter worden geïsoleerd waardoor het aardgasverbruik voor verwarming afneemt.
Energieverbruik per sector
Figuur 5 toont dat de sectoren gebouwde omgeving (45%) en verkeer en vervoer (32%) de grootste bijdrage leveren aan het totale energieverbruik. In de sector verkeer en vervoer is dit één op één te herleiden naar de categorie brandstof in de energiemix. Het energieverbruik in de gebouwde omgeving bestaat uit een combinatie van aardgas (71%) en elektriciteit (29%). De figuur laat zien dat de gebouwde omgeving en het verkeer en vervoer prioritaire sectoren zijn op weg naar een energieneutrale gemeente in 2050.
Hernieuwbare energie
In 2022 kwam in Reusel-De Mierden 32% (288 TJ) van het totale energieverbruik uit hernieuwbare bronnen. Dit is weergegeven in figuur 6. De figuur laat zien dat het huidige elektriciteitsverbruik reeds geheel hernieuwbaar wordt opgewekt en dat het aandeel duurzame energie voor warmte en vervoer nog beperkt is. Figuur 7 toont het totaal aan reeds gerealiseerde en geplande hernieuwbare zonne-en windenergie in de gemeente. Hieruit blijkt dat er nog een relatief grote hoeveelheid duurzame opwek gepland is. Op basis van de huidige inschatting van het toekomstige energieverbruik, volstaat dit om de toekomstige energievraag duurzaam in te vullen.
Conclusie huidige energiemix
- Het energieverbruik in Reusel-De Mierden is momenteel 892 TJ, waarvan 288 TJ reeds hernieuwbaar is. In totaal is er nog ruim 900 TJ aan duurzame energie-opwek gepland. De verwachting is dat hiermee de toekomstige energievraag ingevuld kan worden. De opgave ten aanzien van duurzame opwek is daarom om de geplande projecten te realiseren.
- Het grootste deel van de energievraag komt uit de sectoren gebouwde omgeving en het verkeer en vervoer. Dit zijn de prioritaire sectoren voor de energiestrategie van Reusel-De Mierden.
- Het energieverbruik in de gebouwde omgeving betreft voor een groot deel het aardgasverbruik. Het verduurzamen hiervan is daarom een belangrijk strategisch aandachtspunt. Aanvullend daarop is het uitfaseren van het gebruik van fossiele transportbrandstoffen van strategisch belang.
4.2 Toekomstige energiemix
Paragraaf 4.1 liet zien dat we voor de opgave staan om het huidige fossiele energieverbruik van 892 TJ te verminderen en de restvraag te verduurzamen. Hierdoor zal de energiemix de komende jaren sterk veranderen: de totale energievraag daalt én de verhouding tussen aardgas, elektriciteit en brandstoffen verandert. Dit hoofdstuk beschrijft een scenario voor deze transitie in de jaren 2030, 2040 en 2050.
Opbouw scenario’s
Om te komen tot een energiescenario richting 2030 en 2050 doen we een aantal aannames en bouwen we voort op reeds gemaakte keuzes. De aannames en uitgangspunten voor het energiescenario op pagina 13 zijn hieronder toegelicht.
De totale energievraag vermindert
Energie die je niet gebruikt, hoef je niet op te wekken. Daarmee is energiebesparing, als gevolg van verbeterde energie-efficiency van apparaten en productieprocessen, door betere isolatie en door gedragsverandering, een belangrijk element in het Klimaatakkoord en in vrijwel iedere lokale energiestrategie. Hiervoor liggen belangrijke kansen in de gebouwde omgeving, bijvoorbeeld door het isoleren van woningen en het stimuleren van het gebruik van warmtepompen. Het aandeel energiebesparing in de scenario’s is gebaseerd op één van de uitgangspunt in het Klimaatakkoord, namelijk gemiddeld 1,5% besparing per jaar tot 2050. Daarnaast is aangenomen dat het gebruik van warmtepompen 2,5 keer efficiënter is dan het gebruik van aardgas voor verwarming. Voor transport is de aanname dat de efficiency van fossiele brandstoffen en elektrisch vervoer gelijk is.Elektrificatie van de warmtevraag
Er zijn verschillende manieren om op duurzame wijze te voorzien in de toekomstige warmtevraag. Dit kan enerzijds met een collectieve aanpak in de vorm van een warmtenet en anderzijds met een individuele aanpak in de vorm van elektrische of hybride warmtepompen. Een combinatie van beide oplossingsrichtingen is uiteraard ook mogelijk. Gemeente Reusel-De Mierden heeft dit vraagstuk bij het opstellen van de transitievisie warmte reeds uitgewerkt. Onderzoek wijst uit dat de mogelijkheden voor realisatie van een grootschalig warmtenet in de gemeente beperkt zijn. In de scenario’s gaan we daarom uit van een ‘all-electric’ aanpak voor de warmtetransitie. Hierin wordt de volledige warmtebehoefte ingevuld met elektriciteit. We zijn er vanuit gegaan dat het zwaartepunt van de warmtetransitie in de periode 2030 –2040 komt te liggen: tot 2030 vervangen we 25% van de aardgasvraag voor warmte, tot 2040 75% en tot 2050 de volledige 100%.Elektrificatie van vervoer
In het scenario hanteren we de algemeen gangbare aanname dat alle vervoer in 2050 elektrisch is. Voor zwaar transport is de situatie in de praktijk mogelijk genuanceerder, voor de gemeentelijke strategie is deze nuance op dit moment minder relevant omdat zwaar transport maar een beperkt deel is van het totaalverbruik. In 2030 gaan we uit van 25% elektrificatie van vervoer ten opzichte van 2022, in 2040 van 75% en in 2050 van 100%.Duurzame gassen en kernenergie laten we buiten beschouwing
In het scenario nemen we duurzame gassen (groene waterstof en groen gas) niet mee.
Hoewel deze in theorie een alternatief kunnen vormen voor het aardgasverbruik, is het momenteel niet de verwachting dat deze een significante rol gaan spelen in de gemeentelijke energiemix. De beschikbaarheid van duurzame gassen is op dit moment nog beperkt en de allocatie ervan wordt op landelijk niveau bepaald. Bij de reguliere herijkingsmomenten van deze visie (zie hoofdstuk 7) nemen we deze keuze in heroverweging.Iets vergelijkbaars geldt voor kernenergie: de Rijksoverheid is het bevoegd gezag voor het realiseren van nieuwe kerncentrales. De besluitvormings- en vergunningprocedure is uitermate complex en langjarig proces.
Ook deze vorm van energie laten we in de gemeentelijke strategie daarom buiten beschouwing.
Figuur 8 bevat de scenario’s voor ontwikkeling van de energiemix in Reusel-De Mierden richting 2030, 2040 en 2050, op basis voorgaande aannames. De figuur laat de verwachting zien dat ten opzichte van de situatie in 2022:
- De totale energievraag richting 2050 halveert (51%);
- De vraag naar warmte en brandstoffen geleidelijk wordt uitgefaseerd;
- De elektriciteitsvraag om en nabij verdubbelt van 231 TJ naar 453 TJ als gevolg van de overstap naar warmtepompen om te verwarmen en elektrisch vervoer.
In 2050 bestaat de energiemix in dit scenario dus uitsluitend uit elektriciteit. De situatie in 2030 en 2040 zijn in feite tussenstappen op weg naar dit eindscenario. Deze tussenstappen zeggen met name iets over de snelheid waarmee we de transitie willen realiseren. We gaan er in het onderstaande scenario vanuit dat het zwaartepunt van de transitie tussen 2030 en 2040 ligt. Tot 2030 doen we wat er mogelijk is binnen de randvoorwaarden van onder meer netcongestie. Na 2040 zetten we de laatste stappen richting energieneutraal in 2050. Gezien de totale omvang van de opgave vraagt dit scenario de komende jaren structureel een stevige inspanning voor energiebesparing, de overstap naar elektrisch verwarmen en elektrisch vervoer.
5. Structurerende keuzes
5.1. Inleiding
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten die we hebben gehanteerd bij het bepalen van de scenario’s reeds beschreven. Om te komen tot een uitvoerings-strategie maken we hieronder per element van de energiemix onze structurerende keuzes. Dit zijn onze hoofdkeuzes die de prioriteiten voor de komende periode bepalen.
5.2. Energiebesparing
Keuze: We hanteren een actief besparingsbeleid
Het beschreven scenario gaat uit van een significante energiebesparing richting 2030, 2040 en 2050. We verwachten dat autonome ontwikkelingen niet voldoende zijn om de benodigde hoeveelheid energiebesparing te realiseren en voeren daarom een actief besparingsbeleid gericht op de prioritaire sector gebouwde omgeving. Deze keuze sluit nadrukkelijk aan bij de leidende principes in hoofdstuk 2. Energiebesparing houdt de energierekening betaalbaar, draagt bij aan een rechtvaardig energiesysteem en vermindert de noodzaak om het elektriciteitsnet te verzwaren.
5.3. Warmte
Keuze: We hanteren een individueel hybride strategie, mét de optie om een buurtwarmtepomp te realiseren
Ten aanzien van de warmtetransitie hebben we in de Transitievisie Warmte reeds bepaald dat we inzetten op een individueel - hybride strategie. Dat komt neer op een combinatie van individuele elektrische warmtepompen én individuele hybride warmtepompen. Deze keuze impliceert dat Reusel-De Mierden een deel van de uitvoering van de warmtetransitie naar de toekomst verlegt. Om in 2050 volledig aardgasvrij te zijn, moet het aardgasverbruik van hybride warmtepompen immers verduurzaamd worden. De gemeente monitort innovatieve ontwikkelingen in dit verband nauwgezet, zodat hierover op termijn een definitieve keuze gemaakt kan worden. Het uiterlijk in 2026 op te stellen warmteprogramma is een eerste moment om de reeds gemaakte keuzes te evalueren en waar mogelijk te concretiseren.
Binnen de individueel hybride strategie houden we de mogelijkheid voor het realiseren van één of meerdere buurtwarmtepomp(en) nadrukkelijk als optie open. Een buurtwarmtepomp combineert een grote collectieve warmtepomp met een buurtwarmtenet en is in potentie een kosten-en energie-efficiënte warmteoplossing. Uit verkennend onderzoek (2022) bleek dat dit voor 3000 woningen in de kern Reusel mogelijk haalbaar is. In combinatie met de ontwikkeling van een Provinciaal Warmtebedrijf lijkt dit een interessante optie, die echter vervolgonderzoek vereist. Zowel individuele warmtepompen als een buurtwarmtepomp vereisen een hoge isolatiegraad van de gebouwen. Isoleren is daarom in alle gevallen een belangrijke eerste stap in de warmtetransitie.
5.4 Opwek elektriciteit
Keuze: We richten ons in de periode tot 2030 op het realiseren van de duurzame opwek die momenteel reeds in ontwikkeling is
De afgelopen jaren hadden we het realiseren van duurzame opwek hoog op de agenda. En met succes: de optelsom van de energieopbrengsten van de reeds gerealiseerde duurzame opwek én de projecten die nog in ontwikkeling zijn (Windpark Agrowind en de zonneparken Voorste Heikant en Laarakkerdijk) overtreft onze geraamde toekomstige energiebehoefte ruimschoots. Vanuit dat oogpunt richten we ons tot 2030 op het realiseren van de projecten die al in ontwikkeling zijn, maar starten geen nieuwe initiatieven voor grootschalige duurzame opwek op. Het realiseren van zon op dak in de gebouwde omgeving faciliteren we zo goed mogelijk, maar we ontwikkelen geen nieuw gemeentebreed stimuleringsbeleid. In gebiedsgerichte aanpakken nemen we dit waar relevant wel mee en de lopende activiteiten zetten we voort. De keuzes ten aanzien van duurzame opwek heroverwegen we nadrukkelijk op de reguliere herijkingsmomenten van deze energiestrategie (zie hoofdstuk 7).
5.5 Brandstoffen
Keuze: We faciliteren de autonome ontwikkeling richting elektrisch vervoer en zetten voor duurzame mobiliteit in op regionale samenwerking
In 2022 was 23% van de nieuw verkochte personenauto’s en kleine bedrijfswagens elektrisch (www.cbs.nl). De verwachting is dat dit aandeel richting 2050 autonoom verder groeit. We baseren ons daarbij op de landelijke doelstelling dat in 2030 alle nieuwe auto’s emissievrij moeten zijn en op de mogelijkheid van aangescherpte landelijke normering ná 2030. Als gemeente faciliteren we deze ontwikkeling, onder meer door het realiseren van goede laadvoorzieningen. Aanvullend daarop kiezen we voor het realiseren van duurzame mobiliteit nadrukkelijk voor regionale samenwerking met De Kempengemeenten en/of de Provincie Noord-Brabant. Hier zien we belangrijke koppelkansen voor verduurzaming in combinatie met het verbeteren van de bereikbaarheid en verminderen van de filedruk.
5.6 Energie infrastructuur
Keuze: We faciliteren de netbeheerder optimaal bij het versterken van de energie-infrastructuur en borgen daarbij een zorgvuldige procesgang
De regionale netbeheerder Enexis en de landelijke netbeheer TenneT zijn verantwoordelijk voor het aanpassen van de energie-infrastructuur op het energiesysteem van de toekomst. Hierbij wordt een proces van integraal programmeren gevolgd. De gemeente is één van de belanghebbenden, maar keuzes over aanpak en prioriteiten worden op bovengemeentelijk niveau gemaakt. Gemeente Reusel-De Mierden faciliteert de netbeheerder optimaal bij het verbeteren van de energie-infrastructuur. Als vergunningverlener voor grotere projecten borgen we daarbij dat deze voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en bewaken een zorgvuldige omgang met de belangen van omwonenden en bedrijven. We zoeken daarbij - conform onze leidende principes - altijd naar de juiste balans tussen het efficiënt realiseren van netverbeteringen en een zorgvuldig proces met belanghebbenden.
5.7 Innovatie
Keuze: We passen bewezen oplossingen voor de energietransitie toe en volgen innovatieve ontwikkelingen nauwgezet
Nieuwe technieken en innovaties zijn belangrijk voor de energietransitie. Ze kunnen bestaande trends versnellen, (energie-efficiënte apparaten, zonnepanelen met een hogere opbrengst) of nieuwe transitiepaden openen (energieopslag). We verwachten dat innovaties de komende jaren een grote impact zullen hebben op de koers en snelheid van de energietransitie. We volgen deze ontwikkelingen daarom op de voet. We nemen een eventuele implementatie van elders bewezen succesvolle innovaties mee tijdens de reguliere herijkingsmomenten van deze LES (zie hoofdstuk 7). Zo houden we de mogelijkheid open om de koers te wijzigen, maar passen we in het ‘hier en nu’ steeds bewezen oplossingen toe. Deze keuze sluit aan bij onze leidende principes betrouwbaar en betaalbaar.
6. Doelstellingen en Strategie Energie 2025 - 2030
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is de uitgangssituatie voor de energietransitie geanalyseerd en zijn per deelonderwerp structurerende keuzes gemaakt. In dit hoofdstuk brengen we deze keuzes samen tot een overkoepelende strategie richting 2030 en de visie op het vervolg richting 2050.
6.2. Doelstellingen
6.2.1. Doel 2050
In 2050 is Reusel-De Mierden een energie-neutrale gemeente. Dat betekent dat we aardgasvrij zijn en uitsluitend elektriciteit en warmte gebruiken uit duurzame bronnen. Reusel-De Mierden draagt daarnaast op een verstandige manier bij aan het opwekken van duurzame energie. Dat betekent dat duurzame opwek plaatsvindt conform de leidende principes in hoofdstuk 2 van dit document. De hoeveelheid duurzame opwek is daarmee niet direct gekoppeld aan ons verbruik, zowel importeren uit als terugleveren aan het landelijke net houden we als mogelijkheid open. Op basis van de huidige inzichten volstaat de geplande duurzame opwek echter om in het eigen toekomstige energieverbruik te voorzien.
6.2.2. Doel 2030
Voor 2030 hanteren we als streefdoelen:
- 17% energiebesparing ten opzichte van 2022, in lijn met het besparingstempo uit het Klimaatakkoord en het in deze LES geschetste scenario;
- Zo veel mogelijk aardgasreductie in 2030, conform de transitievisie warmte formuleren we hiervoor geen kwantitatief doel;
- Realiseren 1130 TW opwek van duurzame energie. Dit betreft de optelsom van de (verwachte) energieopbrengst van de reeds gerealiseerde én de nog geplande duurzame energieprojecten.
6.3 Strategie 2025 –2030
We combineren een regisserende met een faciliterende rol
We kiezen een regisserende rol bij de deelopgaven waarop we als gemeente veel invloed hebben, waaronder in ieder geval de warmtetransitie en grootschalige duurzame opwek. Regisseren betekent dat we de koers bepalen, partijen bij elkaar brengen en financiële middelen vrijmaken. Tegelijkertijd blijft samenwerking noodzakelijk, we verwachten dan ook dat alle belanghebbenden hun steentje bijdragen. Bij deelopgaven waarop we als gemeente minder invloed hebben, zoals het verduurzamen van mobiliteit, kiezen we een meer faciliterende rol. Dat betekent dat we de autonome ontwikkelingen ondersteunen en onze wettelijke taken uitvoeren, maar niet actief aan versnelling werken.
Deze rolopvatting sluit aan bij het leidende principe ‘rechtvaardig en participatief’ én biedt de mogelijkheid om de overige leidende principes goed te borgen.
Transitietempo: we doen stap-voor-stap wat we kunnen
Tot 2030 is netcongestie een beperkende factor voor het realiseren van de energietransitie. We zetten ons in om de mogelijkheden die we binnen deze beperking hebben, optimaal te benutten. Daarbij geldt dat we als kleine gemeente niet alles tegelijk kunnen. We bekijken de energieopgave als één geheel en stellen vanuit dat perspectief slimme prioriteiten. Voor de komende jaren zijn dat onder meer energiebesparing, het stimuleren van individuele duurzame warmte-oplossingen en het faciliteren van de netbeheerder bij het realiseren van de noodzakelijke netverzwaring. Zo werken we stap-voor-stap aan een energieneutrale gemeente. De keuze voor dit transitietempo impliceert dat we tot 2030 stevig aan de bak moeten, maar óók dat het zwaartepunt van de energietransitie ná 2030 komt te liggen.
De gebouwde omgeving is de prioritaire sector, duurzame mobiliteit vereist aandacht
De energieanalyse laat zien in de gebouwde omgeving de grootste energiewinst te realiseren is. Deze sector heeft tot 2030 daarom strategische prioriteit. Concreet gaat het daarbij met name om isoleren als opstap naar volledig van het gas af gaan. Hiervoor hanteren we de reeds opgestelde transitievisie warmte en de uitvoeringsvisie warmte 2024 –2027 als leidraad. Het opstellen en uitvoeren van een warmteprogramma, conform de wettelijke verplichting, heeft prioriteit. Ook het verduurzamen van mobiliteit is op basis van de energieanalyse van essentieel belang om energieneutraal te worden. Dit is reeds een belangrijke doelstelling in de regionale mobiliteitsstrategie en bezien we in samenhang met het verbeteren van de bereikbaarheid.
We combineren een algemene aanpak met een gebiedsgerichte en/of doelgroepgerichte aanpak
Efficiënt en effectief werken is een belangrijk uitgangspunt in onze benadering van de energietransitie. Vanuit dit oogpunt kiezen we waar mogelijk een generieke aanpak voor de hele gemeente. Voor specifieke gebieden of doelgroepen is maatwerk echter noodzakelijk. Daarbij denken we in ieder geval aan een wijkgerichte benadering van de warmtetransitie en een integrale gebiedsgerichte aanpak voor het verduurzamen van bedrijventerreinen. Specifieke doelgroepen zijn in ieder geval inwoners met een laag inkomen, woningcorporaties en hun huurders en het MKB.
We werken integraal en zoeken koppelkansen met andere transities en beleidsvelden
De energietransitie vereist een grote systeemverandering die raakt aan vrijwel alle maatschappelijke aandachtsgebieden. We vinden het daarom van groot belang om een duurzame energievoorziening structureel in te bedden in alle gemeentelijke beleidsterreinen. Voor de fysieke leefomgeving doen we dit onder meer door deze energiestrategie in de vorm van een programma onderdeel te maken van de gemeentelijke omgevingsvisie. Daarnaast hebben we in- en externe communicatie en kennisoverdracht hoog op de agenda. Daarmee leggen we de basis voor het signaleren en benutten van koppelkansen met andere transities (klimaatadaptatie, grondstoffentransitie, etc.) en gemeentelijke opgaven (woningbouw, economische ontwikkeling, armoedebestrijding, bereikbaarheid etc.).
Samenwerking is cruciaal
Als gemeente voeren we op de prioritaire onderwerpen de regie, maar we verwachten daarbij dat iedereen zijn steentje bijdraagt. Een strategisch communicatie en participatieplan is daarom een cruciaal onderdeel van de aanpak tot 2030. Belangrijk elementen daarin zijn het vergroten van de bewustwording bij inwoners en bedrijven ten aanzien van hun verantwoordelijkheid in de energietransitie en de samenwerking met de netbeheerder in relatie tot het oplossen van netcongestie. Daarnaast zijn ook woningcorporaties een belangrijke samenwerkingspartner in de energietransitie.
We geven zelf het goede voorbeeld
In Reusel-De Mierden verwachten we dat iedereen z’n steentje bijdraagt aan de energietransitie. In dat verband vinden we het belangrijk om zelf het goede voorbeeld te geven. De wettelijke eisen zijn daarbij leidend, waar mogelijk leggen we de lat voor onszelf hoger. Onze ambities ten aanzien van de eigen voorbeeldrol in de energietransitie nemen we op in onze reguliere beleidsplannen. Dat doen we in ieder geval als volgt:
- We nemen de energietransitie als integraal onderdeel mee bij de eerstvolgende herziening van de omgevingsvisie (voorzien voor 2025). Het doel is om deze lokale energiestrategie vast te stellen als programma onder de omgevingsvisie;
- We nemen een routekaart voor het verduurzamen van ons eigen vastgoed op in het meerjaren onderhouds-en beheerplan (MJOP).
- Bij de inrichting van de openbare ruimte is energie-efficiency één van de leidende principes. De manier waarop we hieraan invulling geven leggen we vast in het Integraal Beleidsplan Openbare Ruimte (IBOR) en in het beleid voor straatverlichting.
- In de periode tot 2030 elektrificeren we het eigen wagenpark volledig én stimuleren we onze eigen medewerkers om voor het woon-werkverkeer te kiezen voor duurzame transportmiddelen.
We vertalen deze energiestrategie in een concreet uitvoeringsprogramma en monitoren de resultaten periodiek
Dit programma is bedoeld om sturing te geven aan de realisatie van de energietransitie. We gebruiken de algemene uitgangspunten en strategie in dit programma om de taken, vragen en opgaven die op ons afkomen te structureren en te prioriteren. Dat doen we in de vorm van een praktisch uitvoeringsprogramma, waarin alle activiteiten in de tijd zijn uitgezet, inclusief de benodigde personele inzet en financiering. We stellen dit uitvoeringsprogramma op voor de periode 2025-2027. In 2027 volgt een uitvoeringsprogramma voor 2028-2030, dit stelt het college vast. Ten aanzien van de personele inzet zijn we voornemens een energietransitieteamte starten, met vertegenwoordigers van verschillende gemeentelijke vakgebieden. Daarmee borgen we dat structureel voldoende uitvoerende capaciteit beschikbaar is én dat we de energietransitie continu in samenhang bezien.
Voor de monitoring ontwikkelen we een eenvoudige klimaatmonitor op basis van openbaar beschikbare bronnen, waarmee we de geboekte resultaten jaarlijks kwantitatief inzichtelijk maken en ter informatie beschikbaar stellen aan college en raad.
6.4 Vooruitblik 2030 –2050
De ambitie voor 2050 is om een energie neutrale gemeente te worden. Met de in paragraaf 6.3 geschetste strategie, leggen we daar tot 2030 een belangrijke basis voor. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden om grote stappen te zetten in deze periode nog relatief beperkt. Dat betekent dat de periode ná 2030 cruciaal is voor de realisatie van het einddoel. Vanaf 2030 is het zaak om op te schalen en door te pakken. In deze periode moet de focus verschuiven van besparen en isoleren naar volledig van het gas af én moet de transitie naar duurzame mobiliteit echt vaart krijgen.
7. Borging en herijking
Om de voortgang van de verschillende transitieopgaven in de gemeente te volgen en bij te sturen, is een goede monitorings-en evaluatiesystematieknoodzakelijk. Dit doen we als volgt:
We vertalen deze LES naar een uitvoeringsprogramma voor de periode 2025-2027 (zie 6.3 Strategie 2025 – 2030). Hiermee borgen we dat er activiteiten uitgevoerd worden om de visie en strategie te realiseren. Het college stelt het uitvoeringsprogramma vast.
We ontwikkelen een eenvoudige monitoringssystematiek op basis van openbare bronnen om de voortgang van de energietransitie in de gemeente te volgen. Met behulp van deze systematiek stellen we jaarlijks een beknopte monitoringsrapportage op en informeren college en raad over de voortgang. Indien nodig stellen we het uitvoeringsprogramma bij naar aanleiding van de monitoringsrapportage.
Deze visie heeft een looptijd van vijf jaar. We voeren één tussentijdse evaluatie en herijking uit. In principe doen we dat eind 2027, maar de exacte planning stemmen we ook af op de herziening vande omgevingsvisie. Onderdeel van deze herijking is het opstellen van een uitvoeringsplan voor de periode 2028 -2030.
- Bewezen innovaties en technologische ontwikkelingen, nemen we mee bij de tussentijdse herijking van de strategie. Dit zorgt ervoor dat de gemeente flexibel kan inspelen op nieuwe mogelijkheden en blijft profiteren van de nieuwste technieken en inzichten.